klinken

Geklonken Varende Monument

Dat wil zeggen schepen die zijn opgebouwd uit een aantal platen die in vorm zijn geknipt, en waar rondingen en welvingen in zijn geslagen, en daarna aan een frame van spanten in elkaar worden gezet met klinknagels.

 

 

Scheepsbouw begint uiteraard met een tekening van het te bouwen schip.

Het spantenplan en de onmisbare lijnen-tekening. Met lange dunne buigzame latjes die met loden gewichten op zijn plek worden gehouden zet de tekenaar de doorsneelijnen op papier.

 

 

Op de ‘spantenvloer’, een vloer met gaten waar de spanten in wording kunnen worden vastgezet en in de juiste vorm worden gebogen.

 

 

Over de lengte van de platen worden gaten geponst of geboord, die overeen moeten komen met de gaten in de volgende plaat. Zie hieronder een afbeelding van een ‘afgeschreven’ plaat waar de ponsgaten voor de klinknagels en aanwijzingen waar de plaat moet worden gebogen etc. met krijt zijn aangegeven.

 

 

 

 

Omdat de geponste gaten niet altijd overeenkomen heeft de klinker een gereedschap, de ‘drift’ een conisch toelopend rond stuk staal dat in het gat geslagen wordt en dan weer terug geslagen.

 

Van gaten die helemaal niet met elkaar overeen komen werd gezegd ‘hij brilt’.

 

Er was ook een onofficiële werkman, de ‘proppen-schieter’ die een verkeerd gemaakt gat vulde met lood en zo camoufleerde voor de toezichthouder.

 

Als er per klinknagel uitbetaald werd tipte men de koppen van de nagels die die dag werden ingeslagen  met witte verf aan.

 

 

 

Binnen in het schip staat de ‘tegenhouder’ of ‘aanhouder’, hij drukt met een zwaar stuk ijzer de ‘dolly’ tegen de bolle kop van de nagel, terwijl buiten de klinker de rood gloeiende ‘steel’ van de klinknagel plat slaat in het gesouvereinde gat zodat het gat glad opgevuld wordt.

 

Door het krimpen van de klinknagel bij het afkoelen worden de platen nog eens extra tegen elkaar aan-getrokken.

 

Bij de klinker staat de ‘douwer’, die duwt steeds een gloeiende klinknagel in het volgende gat.

 

Nog een derde man kwam er aan te pas hoewel dat meestal een jochie was, de ‘nagelpieper’ die zorgde dat de nagels op een kolenvuurtje heet gestookt werden.

 

In het kolenvuurtje zie je een ‘nagelplaatje’ liggen met vijf of meer gaten voor even zoveel klinknagels. Teveel klinknagels kun-nen niet gelijkertijd worden heet gestookt anders verbranden zij, in ieder geval hebben ze dan te veel geleden om nog bruikbaar te zijn.

 

 

 

gloeiende klinknagel